Beginjaren (1883-1920)

Om het feest nog chiquer te maken, werd het jaar daarop (op 5 februari 1883) een nieuw element aan het spel toegevoegd: het bezoek van “Z.K.H. Prins Amadeiro, Ricosto de Carnavallo, Heer en Meester van Oeteldonk en omliggende watervrije moerassen” (zoals zijn titel destijds luidde). Zijn komst betekent de carnavaleske reden voor het driedaags dorpsfeest. Middels de “aonspraoken” en “troonredes”, respectievelijk door de burgervaojer van Oeteldonk en de prins uitgesproken, wordt de Bossche maatschappij op goedaardige carnavaleske wijze op de hak genomen.

Op carnavalsmaandag 6 februari 1883 kwam een grote optocht ter ere van de Prins, met praalwagens en loopgroepen. De eerste optocht trok meteen al 28.000 bezoekers. De optocht ziet de Oeteldonksche Club als hèt middel bij uitstek om het carnaval te veredelen: men houdt er immers de vastenavondvierders gedurende een aantal uren mee uit de kroeg en bovendien laat men met de voorstellingen zien hoe op een fatsoenlijke manier het feest gevierd kan worden. In de jaren daarna kwamen al mensen vanuit heel het land naar de optochten kijken en het feest in Oeteldonk meevieren. Er werden zelfs vanaf 1884 speciale nachttreinen ingezet, om de bezoekers veilig thuis te brengen. Ook lokaal ontving de organiserende Oeteldonksche Club veel lof. Langzaam maar zeker slaagt de club in haar opzet: de excessen verdwijnen. Oeteldonk was meteen een groot succes!

 

  

 

 

Carnaval afgeschaft?

Met het succesvolle streven van de Oeteldonksche Club is de tegenstand echter nog niet gebroken. In de eerste decennia van de twintigste eeuw, leefde Oeteldonk soms tussen hoop en vrees. Zo werd carnaval van 1915 tot 1919 als helemaal afgeschaft beschouwd, onder meer in verband met de Eerste Wereldoorlog. Dat betekende natuurlijk niet dat de Bosschenaren het er echt bij lieten zitten: achter gesloten deuren werden wel degelijk bals gehouden en werd feest gevierd. 

 

                   

 

In de jaren 1888 tot 1891 vonden, onder andere in verband met een tekort aan deelnemers, geen Oeteldonkse optochten plaats. Wel werd het ontstane “gat” enkele jaren opgevuld door andere nieuwe clubs (de Klompenclub en de Kreppeneindsche Club), maar die gingen ook weer snel ter ziele. In 1891 was er in het geheel geen optocht: een dieptepunt.

Dit dieptepunt schudde echter een hoop mensen wakker: mensen die Oeteldonk een warm hart waren blijven toedragen. En zo kwam er op 29 februari 1892 weer gewoon een Oeteldonkse optocht, die zelfs (voor het eerst en voorlopig ook voor het laatst) werd gesubsidieerd door de gemeente, zij het heel schuchter en ondanks luide protesten. Maar ook op andere gebieden bleek de Oeteldonksche Club haar plek in de maatschappij te hebben gevonden. Tegenstand was er echter ook, met name uit streng-katholieke en gereformeerde hoek. Een verzoek tot verkorting van de openingstijden van cafés haalde het echter niet. Daarvoor leefde Oeteldonk inmiddels te sterk in de harten van de Bosschenaren.

Het succes van Oeteldonk ondervindt later navolging in de wijken van de Vughterdijk en op het Hinthamereinde waar eveneens plattelandsgemeenten worden opgericht onder de namen de “Polder” (1909) en de “Dommel” (1911). Ook hier wordt het spel gecompleteerd met notabelen zoals een burgervaojer, geminteraod en veldwachter. Een Vastenavondprins kenden zij echter niet. De Oeteldonkse Prins Amadeiro blijft boven de partijen staan. Na de Eerste Wereldoorlog zijn deze carnavalsdorpen alweer verdwenen maar blijven in clubvorm nog lang bestaan.

 

Gemeenteraadslid Thijssen

Steeds weer blijken er lieden te zijn die zich met het feest niet kunnen verenigen. In 1917, handig gebruik makend van de oorlogssituatie, lukt het gemeenteraadslid Thijssen zelfs om het carnavalsfeest door de gemeenteraad te laten afschaffen. Thijssen had een voorstel daartoe In 1914 nog niet gedurfd, omdat er naar zijn mening "niet één stem voor zou te vinden zijn". Nu vond hij er de tijd blijkbaar wèl rijp voor en stelde in de gemeenteraadsvergadering van is maart 1917 de algehele afschaffing van carnaval aan de orde. Heel de stad is dan in rep en roer: "Pierrot schrijft zijn testament". 

Maar ook dan blijkt weer dat het carnaval niet uit de Bossche samenleving is te bannen. Aangewakkerd door carnavalsbals in de Liedertafel en in de sociëteit Casino door de Oeteldonksche Club worden, direct na de beëindiging van de oorlog, de Oeteldonkers middels pamfletten opgeroepen om op carnavalszondag 1919 op de Parade te verschijnen “met een petje en dasje”. Velen geven hieraan gehoor en de verboden samenscholingen dienden zelfs met bereden marechaussee uiteen gedreven te worden. Het vormt de aanleiding tot een hernieuwde discussie in de Gemeenteraad en een terugdraaien van de afschaffing. Er werden echter wel een aantal regels opgesteld, waaronder het verbod voor het dragen van een masker en de optochten werden verboden. Een ander verbod, namelijk geen verkoop en gebruik van sterke drank ín de cafés, wordt het jaar daarop al herzien. De Bosschenaren ontduiken namelijk het verbod door vóór carnaval de drankwinkels leeg te kopen en de flessen dan maar op straat te legen! Burgemeester van Lanschot had al vanaf het begin geen vertrouwen in deze bepaling die hij met “apekool” betitelde.

 
 

<< Oprichting Oeteldonkse Club                                   Moeilijke jaren >>

 

Bron:  www.oetelpedia.nl / www.oeteldonk.org / www.groetenuitoeteldonk.nl